zaterdag 18 februari 2017

Mindfuck

Mijn borst deed pijn. Het stak, het brandde. Rond en achter mijn sleutelbeen deed het pijn. En in mijn hoofd was het oorlog. Meer pijn, dat betekent dat het niet goed gaat, dat de kanker de overhand krijgt, dat de pillen niet werken. Hoe kan ik het zo nog tot eind maart volhouden? Kan ik dat, bellen voor een vroege afspraak? Mijn oncologe had gezegd dat ze deze medicatie sowieso drie maanden de tijd ging geven. Ze zou haar beleid niet aanpassen. Heeft het dan zin dat ik bel? En stel dat ik toch een vroegere afspraak krijg, dan is dat slechts het begin van de medische mallemolen, dan volgen de onderzoeken zich ongetwijfeld weer snel op. En eigenlijk wil ik dat niet, ik wil dat het gewoon goed gaat tot maart, ik moet en wil deze periode leven, niet ongerust zijn. Maar ik kan die pijn toch niet negeren? Deze gedachten kregen de overhand in mijn hoofd, ik voelde mij er zo slecht door. Maar ik sprak ze niet uit, want pas dan zou de ongerustheid écht zijn, zou de ongerustheid groot worden. Tot ik op een zondagavond niet meer kon en de pijn en de oorlogsvoering in mijn hoofd toch voorlegde aan Peter. 'Dan moet je morgen bellen', zei hij. Dat deed ik. Al de volgende dag kon ik terecht bij mijn oncologe. Alleen dat al luchtte me enorm op. Ze nam mijn klachten ernstig maar voelde niet meteen een verslechtering. Alle onderzoeken werden gepland: MRI, echo, bot- en ct-scan. En uiteraard ook een bloedonderzoek. We discussieerden even wat we zouden doen mocht het bloedonderzoek toch goed zijn. Maar dat leek me zo onwaarschijnlijk dat ik deze optie niet echt serieus nam. Die pijn moest toch ergens vandaan komen?
En toch, twee dagen later liet ik bloed prikken, dezelfde dag nog kreeg ik de resultaten per mail. De tumormarker was nog gezakt. Van 102 naar 77. Ik kon het amper geloven, het was een enorme last die van mijn schouders viel. Die nieuwe medicatie werkt dus echt, ik hoef niet meteen aan een volgende chemobehandeling te beginnen, ik kan opnieuw gaan werken zonder in mijn achterhoofd te denken dat het waarschijnlijk maar voor heel even zal zijn.
De andere onderzoeken werden afgeblazen, de afspraak van eind maart blijft. Maar het is voor mij een wereld van verschil, de wetenschap dat de medicatie werkt (voorlopig toch). Nu kan ik echt leven, genieten. Het stemmetje in mijn hoofd dat overal vraagtekens bij plaatst klinkt minder luid. En de pijn, die neem ik voor lief. Maar hij beheerst niet meer mijn hele denken.

Een potje of een bedje

Zij, achter in de auto, ik aan het stuur. Zomaar, uit het niets.
- 'Moeke, weet je al wat jullie gaan doen met mij? In een potje of in een bedje onder de grond?'
Ik leg haar uit dat kindjes meestal veel langer leven dan hun moeke en vake, dat wij hopelijk niet zullen moeten beslissen hoe ze begraven wordt. ('Maar soms gaan kindjes wel dood hé moeke.')
- 'Mijn familie en mijn kindjes zullen dat dan doen voor mij. En ik zal dat samen met vake voor jou doen.'